Gedichten
In het licht
In de donkere nacht
verschijnt een licht.
en de duisternis
krijgt het niet in haar macht.
Eeuwenlang al voorzegd:
het Woord van God,
dat geboren wordt,
hoop waar de wereld op wacht.
In het licht van Gods Zoon,
zien wij zijn goedheid,
zijn waarheid.
In het licht van Gods Zoon,
brengt Hij in kleinheid
zijn grootheid dichtbij.
(Matthijn Buwalda)
Heb lief en doe wat je wilt.
Als je zwijgt, zwijg uit liefde.
Als je spreekt, spreek uit liefde.
Als je iemand terechtwijst, doe het uit liefde.
Als je vergeeft, vergeef uit liefde.
Laat de wortel van de liefde in je binnenste groeien.
Uit die wortel kan slechts het goede voortkomen.
Heer, wees met ons tot een volgende keer,
wil ons met uw vleugels hoeden,
steunen als de stormen woeden,
Heer, wees met ons tot een volgende keer.
Heer, wees met ons tot een volgende keer,
als wij moe en weerloos zijn,
laat ons dan door U overwinnen,
Heer wees met ons tot een volgende keer.
Nooit heeft iemand U gezien
en toch getuigen veel mensen van
Uw trouw en liefde.
Onverwacht hebben ze die
soms ervaren, meestal
door middel van mensen:
werkers voor mensen in nood
vechters voor eerlijkheid en respect
brengers van vrede en heil
arbeiders in de wereld van de armoede.
Daar waar deze liefde is en gebeurt
daar wilt U zijn, hebt U ons beloofd.
Dat het vandaag waar mag zijn
en alle dagen van ons leven.
God zij met jou,
je pad ligt open.
God gaat met je mee;
Hij ruimt alle hindernissen op.
God zij met jou,
Hij zal zorg voor je dragen.
Hij zal in je schaduw lopen.
Hij legt zich neer in jouw slaap.
Hij blijft bij jou.
God zij met jou.
Als een windvlaag die ons aanraakt,
als een kracht die vleugels geeft
strijkt Gods adem langs de aarde,
stroom van hoop voor al wat leeft.
Kracht die mensen bij elkaar brengt
en die grenzen opengooit.
Vuur dat koude harten opwarmt
en de muur van ijs ontdooit.
Een bezieling diep van binnen,
als het trillen van een snaar.
Door de Geest van God bewogen,
staan wij open voor elkaar.
Mensen komen in beweging,
willen meedoen, vatten moed,
willen bouwen aan een wereld
waar het leefbaar is en goed.
Als een windvlaag die ons uittilt
boven ons beperkt bestaan,
wijst de Geest van God ons wegen
die wij samen kunnen gaan
Zó mens zijn
dat je ook medemens,
ook medeschepsel bent,
niet opgaan in jezelf,
niet leven
beneden je niveau,
op weg gaan naar de ander,
hem omringen met aandacht,
vechten voor z’n geluk,
zó mens zijn
dat je niet vereenzaamt,
niet verschrompelt,
zó mens zijn
dat je solidair bent,
Je verantwoordelijkheid voelt –
dat je leeft,
leeft tot het uiterste,
sámenleeft.
O God,
hoe hemels Golft uw naam over de aarde,
Majesteitelijk zijt Gij,
Kinderen
Steken U zingend in de hoogte,
Uw vijanden zijn sprakeloos.
Groot zijt Gij, zó groot
Dat Gij uw eer stelt
In de grootheid van uw mensen,
Zo klein als ze zijn,
zo grandioos zijn ze ook,
Ware vorsten.
Machtig zijt Gij, zó machtig,
Dat Gij hen bekleedt met macht
Over alles wat adem heeft,
God zijt Gij,
Zó royaal God
Dat Gij hen bijna goddelijk maakt.
God, onze God,
Hoe hemels
Golft uw naam over de aarde.
Psalm 8, in een vertaling van de bekende predikant Hans Bouma.
Een gelovige is niet geroepen
om grootse en meeslepende
daden te verrichten.
Noch om opzien te baren
of de wereld te verbazen.
Een gelovige is niet geroepen,
om te stralen als held of ster,
boven ieder uit te steken,
perfect te worden,
of bijna goddelijk te zijn.
Een gelovige is wél geroepen
vanuit eenvoud te leven, en
met de inzet héél zijn persoon,
het klein en het gewone
op grootse wijze te doen.
Aanbiddend knielen bij de kleine kribbe
en “halleluja” stamelend staan bij onze Heer,
dat wil een mens, ’t aarzelend; wel volbrengen.
Maar ieder kind van God weet, er is meer, veel meer.
Het kindje Jezus, is zo teder zo ontroerend.
Het is niet moeilijk om naar Bethlehem te gaan.
Maar iets begrijpen van het grote wonder dat raakt de kern van heel je leven aan.
Jenny den Rooijen- Hortensius
Eindelijk zondag,
met welverdiende rust,
verre van het gewone werk,
met liefde voor deze dag,
voor elkaar, met familie en
het beleven van je geloof thuis of in de kerk.
Op z’n zondags,
lekker gewoon of toch ongewoon,
geen dagelijkse sleur, wel op relaxte toon,
jouw hobby, invulling, glans en kleur.
Dat geeft iets zonnigs, iedere keer weer,
aan de mooiste dag, de zevende,
gegeven door onze Heer.
Coby de Vegt-de Boer
Iemand te hebben die van je houdt,
ook als hij je kent.
Iemand te hebben die je niet alleen hoort,
maar ook naar je luistert.
Iemand te hebben die niet alleen naar je kijkt,
maar je ook ziet.
Iemand te hebben die niet alleen tegen je spreekt,
maar ook met je praat.
Iemand te hebben die je niet een hand reikt,
maar een hand geeft.
Iemand te hebben die je niet moet helpen,
maar toch helpt.
Iemand te hebben die niet bij je moet zijn,
maar toch bij je is.
Iemand te hebben die niet bij de tijd is,
maar de tijd heeft.
Iemand te hebben die niet alleen meeleven toont,
maar meeleeft.
Iemand te hebben die niet alleen begrip heeft,
maar je onbegrip begrijpt.
Iemand te hebben die veraf,
toch dicht bij je is.
Iemand te hebben die niet het geweld verwacht,
maar de liefde koestert met alle kracht.
Iemand te hebben bij wie je,
tijdloos en kosteloos kunt parkeren.
Zr. Thérèse
Heer God,
wij maken hier de dienst niet uit,
de kerkdienst.
U bent het die ons roept,
die ons tot zwijgen brengt,
tot luisteren, inkeer,
gebed.
U bent het die een lied
ons op de lippen legt,
hoe zouden wij ooit uit onszelf
uw Naam verheerlijken,
uw liefde loven en prijzen.
U bent het die een tijding brengt
van pure vreugde
en van overwinning:
Jezus is opgestaan,
Hij leeft
en wij door Hem.
Maak ons beschikbaar, Heer,
schenk ons uw Geest,
rust Gij in deze dienst ons toe tot dienstbetoon
aan U en aan de naaste.
Jaap Zijlstra
Hoe beter je
naar buiten kijkt,
hoe meer je
van binnen ziet.
Hoe stiller je
naar buiten luistert,
Hoe meer je
naar binnen hoort.
Hoe eerbiediger je
naar buiten omgaat,
hoe hartelijker je
van binnen wordt.
Peer Verhoeven,
(overgenomen uit de ROEROM)
Als je oud bent,
ga je lijden aan flitsen uit het verleden.
Je ziet mensen lopen die er niet meer zijn,
je zou zo graag nog eens met ze willen praten,
je vader,
je moeder,
je geliefde,
maar het gaat niet meer.
Er is een toenemende pijn als je oud bent,
waar je niet afkomt.
Neem dat maar.
Het hoort erbij omdat je hebt liefgehad.
Geert Boogaard: Je zult leven
Als mijn geloofsgemeenschap niet een plaats is
waar mijn tranen worden begrepen
Waar moet ik dan naar toe om te huilen?
Als mijn geloofsgemeenschap niet een plaats is
waar mijn geest vleugels krijgt,
Waar moet ik dan heen om te vliegen?
Als mijn geloofsgemeenschap niet een ruimte biedt
waar mijn vragen worden gehoord,
Waar moet ik dan zoeken?
Als mijn geloofsgemeenschap niet een ruimte biedt
waar naar mijn gevoelens kan worden geluisterd,
Waar moet ik dan naar toe om te spreken?
Als mijn geloofsgemeenschap niet een gemeenschap is
waar u mij begrijpt zoals ik ben,
Waar kan ik dan naar toe om te zijn?
Als mijn geloofsgemeenschap niet een plaats is
waar ik kan proberen, en leren, en groeien,
Waar kan ik dan gewoon mijzelf zijn?
Kijk vooral naar de tekens van hoop
en de signalen van vertrouwen.
Volg de weg van de gerechtigheid,
en een spoor van liefde zal de aarde
opnieuw bewoonbaar maken.
Morgen kun je beginnen.
De Bron van leven stroomt altijd door.
Vastentijd is oefentijd is wakker worden na de winterslaap en je opengeeuwen uit de beslotenheid van elk voor zich.
Is je ogen opendoen voor wat aan het gebeuren is in het diepste van jezelf en in de wereld om je heen, en zicht te krijgen op het eeuwige Licht
dat doorbreekt aan de horizon.
Is in voorjaarsstilte je eigen grond omspitten en klaarmaken voor een nieuwe lente en het zaad van vrede en menswaardigheid ontkiemen laten in je hart.
Vastentijd is trainingstijd: hart en handen soepel maken voor verbondenheid met God en mensen; vingeroefening in solidariteit.
Dat en zoveel meer is vastentijd: de grote opwarming om te herleven.
Laat nooit mijn kruis te zwaar zijn om te dragen
en laat mijn pijn nog te verduren zijn.
Ik weet wel Heer, ik heb niets te klagen
er is veel groter leed, veel dieper pijn.
Daarom mijn God, bid ik voor al Uw kinderen
[wij voelen ons soms zo tekort gedaan]
laat al hun angst en leed hen niet verhind’ren
om aan Uw hand blijmoedig voort te gaan.
Wij hebben immers ook geen recht van spreken.
U hebt ons nooit een kalme reis beloofd
maar altijd ligt Uw zegel als het teken
van Uw verbond en liefde op ons hoofd.
Wij weten Heer, dat Ge in dit aardse leven
ons levensschip de nood niet steeds bespaart.
Al worden wij door stormen voort gedreven
wij varen thuis ‘t wordt een behouden vaart.
Hopen is toch blijven leven
in de vertwijfeling.
En toch blijven zingen
in het duister
Hopen is weten dat er liefde is.
Is vertrouwen in de morgen.
Is in slaap vallen
en wakker worden
als de zon weer opgaat.
Is bij de storm op zee
land ontdekken.
Is in de ogen van de ander
lezen dat hij je heeft verstaan.
Zolang er nog hoop is,
zolang is er ook bidden.
En zolang zal God je
in zijn handen houden.
Henri Nouwen
Heer,
laat de ene mens
voor de andere
Uw genade zijn
hoe gebrekkig ook.
Genade van begrip,
van hulp, opbeuring en troost,
van licht en steun, van hoop en trouw.
Genade van vriendschap,
genegenheid,
van vergeving en vertrouwen.
Zoals Gij onze grote genade zijt,
laat ons, vragen we,
midden in het leven van nu,
een kleine genade zijn voor mekaar.
Huub Oosterhuis (1933) heeft jarenlang gewerkt aan een bewerking van de 150 psalmen. Ze zijn gebundeld onder de titel “150 Psalmen vrij”.
Hier zijn versie van Psalm 39.
Ik dacht: waak over je woorden,
Scherpe tong, grote mond.
Laat je niet gaan, ondoordacht,
Doe maar een muilband om.
Er zijn er genoeg die je pakken
Op god en een betere wereld,
Op vurige woorden en wensen,
Hou je maar liever gedeisd.
En zo gedaan. Dus zwijg ik
Als met stomheid geslagen.
Maar dus geen woord meer van troost ook,
Geen opluchting in mijn borst.
Een lege luchtpijp, een veenbrand
In mijn darmen – ik kan niet,
Wil niet zwijgen, waarom ook?
Ik roep hem aan die mijn god is.
‘Zeg mij, waarom besta ik?
Hoeveel dagen en nachten nog
Mag ik leven in vreugde –
Een mens is een adem, niet meer
een kortstondige schaduw,
vluchtige zuchten, voorbij.
Je zaait en een ander oogst
Je bouwt, een ander breekt af.
Wat heb ik nog te hopen?
Reken mij toch niet af
Op wat ik niet goed gedaan heb
Een mens is een adem, niet meer.
Laat mij dat zingen, uw gastknecht,
Een vreemdeling als mijn vader.
En laat mij nog één keer vlammen,
Voor ik de nacht in ga.’
Laten wij ons gezonden weten
als de handen van de hemel,
die zich vouwen rond de aarde.
Om luiken te openen,
waar uitzicht ontbreekt,
om harten te verwarmen,
waar de kilte toeslaat,
om handen te vullen
van wie beroofd zijn,
om tranen af te wissen
die blijven stromen,
zelfs om te spreken
waar iedereen zwijgt en wegkijkt.
Laten wij ons geroepen weten
om van elkaar gediend te zijn.
Wat een hand vol brood al niet kan doen…
De dagen worden korter,
de nacht dringt zich op,
het licht verdwijnt.
En U? Bent u er nog, God?
Of heeft u zich verborgen
ergens in het dichte duister?
Heeft u het gezien?
Het kind dat gepest wordt.
De vrouw die sterft van de honger.
De jongen met een geweer in zijn hand.
De man met zijn leven in een
boodschappenkarretje
zwervend over straat.
Soms wordt het ineens zo donker.
Soms komt de duisternis zo dichtbij.
Bent u er nog God?
Laat uw licht doordringen in
het leven van mensen.
Laat uw licht opgaan
over wie in het donker zitten.
Laten we een klein lichtje
opsteken voor elkaar
dat het begin mag zijn waarop we hopen:
Licht voor de wereld.
Licht voor alle mensen.
Licht van de vrede.
Uit ‘Licht dat nooit meer dooft’ teksten voor Advent en Kerst. Uitg. Kwintessens.
De Heer is mijn sterkte.
Hij is mijn beschermer.
De Heer kwam mij te hulp.
Hij is mijn God.
Hem wil ik eren.
De God van mijn vader,
Hem loof en prijs ik.
Mijn God is mijn Heer;
door Hem leef ik.
Voor mijn God leef ik,
de wil van mijn Heer wil ik weten
en dan doen.
Hij geeft mij kracht
en Hij beschermt mij.
Mijn God houdt van mij
en ik houd van Hem.
Zij zit rechtop en bijna statig in haar zetel.
Een gaanrek bij de hand.
De dingen staan op hun gewone plaats.
Het is haar huis.
Uit haar heldere ogen stralen
de levenskracht en dankbaarheid.
De kinderen komen.
Het lijkt gewoon normaal voor hen.
Zij is nog steeds vervuld van een verdriet.
Je leest het in de stilte,
plots waargenomen,
maar verder draagt zij het alleen.
Haar man blijft innerlijk aanwezig.
Zij kent de toedracht van het leven.
Haar wijsheid staat boven ons leren.
In haar is niets gemaakt.
Zij is tevreden.